Tijdslijnen
- De archaïsche periode 7000-2000 v.Chr.
In deze tijd begonnen groepen nomadische jager-verzamelaarsgewassen zoals maïs, bonen en avocado’s te verbouwen en dieren zoals honden enkalkoenen te houden. Jagen en vissen werden echter niet opgegeven en bleven eenbelangrijke rol spelen in het leven van de Midden-Amerikaanse volken. Hetverbouwen van planten en het houden van dieren leidden ertoe dat men zich gingvestigen. Van het eind van de archaïsche periode tot het begin van de preklassiekeperiode ontstonden de eerste nederzettingen, bestaande uit groepen hutten vanvergankelijk materiaal. In diezelfde tijd ontwikkelden zich religieuze conceptenen culten die samen met de materiële cultuur de basis hebben gelegd voor delatere Midden-Amerikaanse beschaving.
- De Olmeken 1500 v.Chr.-200 n. Chr.
De preklassieke of formatieve periode was debloeitijd van de oudste Midden- Amerikaanse cultuur, die bekend staat als deOlmeekse beschaving. Het was de tijd van de eerste nederzettingen. In detropische laaglanden lang de Golf van Mexico werden de eerste ceremoniëlecentra gebouwd – stenen bouwwerken met een piramidale structuur. In de Olmeeksesamenleving ontstond een centralistische, religieus-politieke machtsstructuur.De Olmeken ontwikkelden verschillende vormen van kunstzinnige expressie, waarondermonumentale beeldbouwwerken en keramiek. De laatste was waarschijnlijkovergekomen uit Zuid-Amerika. Het culturele erfgoed van de Olmeken werdgeleidelijk overgenomen door alle andere Midden-Amerikaanse culturen.
- De Zapoteken 600 v.Chr. – 800 n. Chr.
Rond 600 v.Chr. werd een belangrijk centrumgesticht in de streek van Oaxaca: Monte Albán, dat nu beschouwd wordt als dehoofdstad van de Zapoteekse beschaving. Deze beschaving, waarvan de oudstevormen sterk beïnvloed zijn door de Olmeekse cultuur, heeft bijgedragen aan deontwikkeling van Oaxaca en, vrijwel zeker, aan de verspreiding van bepaaldecultuurelementen in Midden-Amerika, zoals het schrift, kennis van wiskunde en dekalender. Vanaf circa 800 n.Chr. begon de macht van de stad af te nemen en moestOaxaca de tol van ‘hoofdstad’ afstaan aan Mitla, een stad die ontstond uit eenversmelting van de Zapoteekse en Mixteekse cultuur.
- De Teotihuacaanse cultuur 200 – 900 n.Chr.
In de late preklassieke periode ontstondenin Midden-Mexico twee belangrijke centra: Cuicuilco en Teotihuacán. Het eerste,dat gekenmerkt werd door ronde platforms, werd rond 100 n.Chr. verwoest door eenvulkaanuitbarsting. Vanaf dat moment nam Teotihuacán de overheersende rol inhet gebied over. Het ontwikkelde zich van een kleine, landelijke nederzettingtot een stedelijk centrum van indrukwekkende grootte verrijkt met prestigieuzegodsdienstige monumenten die gebouwd werden vanaf circa 250 n.Chr. Teotihuacánwerd waarschijnlijk het belangrijkste centrum va de cultus van de god Tláloc envan de Gevederde Slang. In 725 n.Chr. werd de stad verwoest door brand en in 900n.Chr. werd Teotihuacán definitief verlaten.
- De beschaving van El Tajin 250 – 900 n.Chr.
In de klassieke periode werd debelangrijkste beschaving ontwikkeld in Veracruz (aan de kust van de Golf). Dezebeschaving werd El Tajhn genoemd, naar het belangrijkste ceremoniële centrum.in El Tajhn zijn talrijke balspeelvelden gevonden, meer dan waar ook inMidden-Amerika. De intensieve beoefening van deze rituele sport heeftongetwijfeld bijgedragen aan de ontwikkeling van een cultuur waarvan veleaspecten nog steeds onduidelijk zijn. Er is nog steeds geen zekerheid overde naam van het volk dat eeuwenlang in het gebied heeft geleefd; de besteveronderstelling is dat het ging om de Totonaken, die aan het eind van deklassieke periode werden opgevolgd door de Huasteken. Deze laatsten werden weer overvleugelddoor de Azteken.
- De klassieke Maya 250 – 950 n.Chr.
Voor haar geboorte heeft de Maya-beschaving,die beschouwd wordt als de grootste van het pre-Columbiaanse Midden-Amerika,gebruikgemaakt van de cultuur van de Olmeken, de Zapoteken en waarschijnlijk ookdie van Teotihuacán. De Maya, die deze culturele invloeden hebben ontwikkeldvanaf de protoklassieke periode (200 v.Chr-250 n.Chr.), stichtten in hethoogland de ceremoniële centra Tres Zapotes, Izapá en Kaminaljuyú.In dit geografische gebied hebben ze hun monumentale beeldhouwwerk, hun schriften hun kalenderberekeningen ontwikkeld. De Maya-beschaving van de klassiekeperiode (250-950 n.Chr.) floreerde in de laaggelegen gebieden. De oudeceremoniële centra veranderen in machtige en goed georganiseerde stadstaten. Omnog steeds onbekende redenen zijn deze steden vroeg in de postklassieke periode(950-1200 n.Chr.) verlaten en in verval geraakt. De centra van Yucatán genoteneen periode van sterke ontwikkeling onder de culturele en militaire invloed vaneen nieuwe groep, de Tolteken.
- De postklassieke periode 950 – 1500 n.Chr.
De vroege postklassieke periode (950-1250n.Chr.) valt samen met een tijd van grote beroering in het Midden-Amerikaanseculturele gebieden: groepen mensen uit het noorden van Mexico onderwierpen deculturen die in de klassieke periode hadden geheerst en vestigden nieuwemilitaire regimes en nieuwe religieuze culten. De Tolteken, bijvoorbeeld,stichten hun hoofdstad in Tula en overheerste de Maya-volken. Vanaf 1000 n.Chr.was Chichén Itzá de machtigste stad. Dit bleef zo tot circa 1250 toendeze rol werd overgenomen door de stad Mayapán. Verzwakt door de onderlingemachtsstrijd tussen de groepen en de rivaliserende steden werden deQuiché-Maya’s defenitief verslagen door de Spaanse indringers bij de Slag vanUtatlán in 1524.
- De Azteken 1200-1521 n.Chr.
Na de invasie vanuit het noorden van Mexiconam een groep Nahuatl sprekende mensen bezit van de oevers van het Texcocomeeren stichtte op een eiland Tenochtitlán, dat hun hoofdstad zou worden. Zenoemden zich Mexica, maar kregen later van andere de naam ‘Azteken’. Deze naamwas afgeleid van het mythische ztlán’, het ‘Witte Eiland’. waar het nieuwevolk volgens de overlevering vandaan kwam. Binnen korte tijd onderwierpen deAzteken alle omringende landen en stichtten ze een rijk waarvan de enorme machtgebaseerd was op de samenwerking tussen de steden Tenochtitlán, Tlatelolco enTacuba. Vanaf ongeveer 1500 bereikte het Azteekse rijk onder Montezuma II hethoogtepunt van zijn politieke en militaire expansie, maar midden in deze bloeiwerd het in 1519 veroverd door de Spaanse conquistadores. Hernán Cortés lietMontezuma II in 1521 vermoorden en Tenochtitlán en alle volken van het Azteekserijk kwamen onder het bewind van de Spaanse koningen.